De eerste drie maanden van het moeizaam tot stand gekomen kabinet Rutte IV zitten er op. Een kabinet dat als speerpunt van aannemer, Mark Rutte, meekreeg dat het het geschonden vertrouwen in de politiek moest herstellen. Er zou een nieuwe wind gaan waaien.
Hoog tijd dus om een tussentijdse balans op te maken.
Eerlijk gezegd vind ik de resultaten tot dusver erg teleurstellend, maar niet onverwacht.
Het begon al met de presentatie van de nieuwe ministers en staatssecretarissen. Menigeen moet wel het gevoel hebben gekregen dat -enkele uitzonderingen daargelaten- het meest in het oogspringende, gezamenlijke kenmerk van ons nieuwe kabinet wel het woord “incompetentie“ moest zijn.
De oudere rotten:
De wat oudere rotten in het politieke speelveld -deels met enig verstand van zaken- kregen een nieuw oefenveldje toegewezen. Hoewel de noodzaak daartoe ontbrak, werd op die manier bijvoorbeeld opgebouwde expertise in landbouwaangelegenheden (denk aan de vele boerenprotesten) zo ten dienste gesteld aan de armoedebestrijding.
De aanwezige financiële ervaring en deskundigheid, nodig om de gigantische financiële uitdagingen die het nieuwe kabinet te wachten stonden werden, alsof het stuivertje wisselen was, geruild met de diplomatieke ervaring op buitenlandse aangelegenheden, zodat die op beide fronten moesten inboeten.
En zo is het ook de vraag of de voormalige minister van Binnenlandse Zaken wel de meest aangewezen persoon is voor de nieuwe rol van Minister van Defensie. Zeker op dit moment.
De minister die erin slaagde van de coronapandemie een nog grotere crisis te maken dan het virus zelf en wiens betrouwbaarheid, mede dankzij een mistige mondkapjesdeal, al veel langer niet meer ter discussie stond, kreeg ‘uit dankbaarheid voor eeuwige trouw’ een nieuwe positie op Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening, alwaar hij al snel aangaf zelf de regie te willen nemen om de huidige problematiek aan te pakken. Ik houd mijn hart vast.
En wat te denken van de rol die bij uitstek niet was weggelegd voor de oudstgediende, de voormalige premier die vooral tijdens zijn derde ambtsperiode vrijwel ieders vertrouwen al was kwijtgeraakt en die nu al zo vaak en zoveel heeft moeten draaien, dat het erop lijkt dat hij zowel zijn gevoel voor richting als de regie nu helemaal kwijt is. Het is immers zijn kabinet dat voor paal staat door de Russische oligarchen meer dan 5 weken de tijd te gegeven om hun vermogen en spullen uit Nederland weg te sluizen. En dat enkel omdat zijn ministers op elkaar zitten te wachten. En om vervolgens, op aandringen van de Tweede Kamer, een ervaren persoon te moeten inschakelen om te doen waartoe de verantwoordelijken niet in staat zijn. Dieptriest toch? Schept echt vertrouwen, of niet?
Laten we eerlijk zijn: Hoeveel vertrouwen zou u hebben in een twijfelachtige aannemer die ervoor kiest om de muren van uw nieuwe huis te laten metselen door de elektricien, de elektriciteit te laten aanleggen door een schilder en het schilderwerk en andere bouwzaken in handen te geven van een aantal stagiairs uit de opleiding verzorging of economie?
De jongere garde dan?
Vertrouwen herstellen door nieuwe gezichten in de strijd te gooien en ambitieuze, maar in de materie onervaren en veelal onbekende personen (uit dezelfde politieke bakermatten als de ouderen) op de voor hen veel te grote regeringszetels te zetten, is leuk geprobeerd, maar draagt niet bij aan een wijdverbreid vertrouwen. Is dit nu de politieke “task force” die de puinhopen van 3 kabinetten Rutte kan herstellen en waar we een jaar voor nodig hadden om deze unieke combinatie te vinden?
Zij missen (nog) zowel de ervaring als de deskundigheid en moeten, graag of niet, leunen op die van de vrijwel onaantastbare vierde macht in onze samenleving: de ambtenaren.
Ik moest lachen om de kersverse ‘Mini-ster’ van Klimaat toen hij, met een glimlach op de lippen en strak in ’t pak gestoken, Nederland opriep om de verwarming een graadje lager te zetten. Iets wat veel Nederlanders -noodgedwongen- al veel eerder hebben gedaan.
Het deed me denken aan een zesjarig jochie dat -op een stoel staande- de eerste, uit het hoofd geleerde, regels van de Gijsbrecht van Aemstel stond te declameren. Aandoenlijk, dat wel. En amusant. Niet overtuigend.
Ik ergerde me aan de elitaire, veroordelende en verwijtende regentesse-houding van de nog groene staatssecretaris van Infrastructuur die het vertrouwen in de politiek zichtbaar hestelde was door (zonder kennis van zaken ) de aanpak van de NS “onder de maat” te noemen en “uitleg te eisen”.
Je hoeft geen kennis van infrastructuur te hebben om te begrijpen dat een wat empatischer reactie naar reizigers en NS directie (die geconfronteerd werd met hun zwartste doemscenario: algehele treinuitval) waarschijnlijk eerder vertrouwen zal creëren dan dit onnodige, autoritaire machtsvertoon.
En dan heb ik het nog niet gehad over de nog steeds niet opgeloste omstreden werkwijze van de belastingdienst, waardoor duizenden mensen onterecht in grote financiële problemen belandden, en over de nog steeds niet afgewerkte terugbetaling van de slachtoffers van die werkwijze.
Als we recente opiniepeilingen mogen geloven zou bij nieuwe verkiezingen Pieter Omtzigt mogelijk met 26 stemmen in de Kamer komen.
Als we kijken naar de enorme groei van het aantal “tegen”-partijen die allemaal iets anders willen dan wat de huidige politiek ons voorschotelt, dan lijkt me de vraag waarmee ik deze kronkel begon meer dan terecht.
Moeten we daar echt nog drie jaar op wachten????
Of zijn er toch mogelijkheden om de al veel te lang voortschrijdende politieke uitholling en de inflatie van onze democratie stop te zetten waarbij we alleen nog kunnen kiezen uit de minst slechte of slechter?
Mogelijk dat we dan op de kandidatenlijst naast de huidige politieke partijen eens een extra kolom zouden kunnen opnemen met de keuze: ‘Geen van de hiervoor genoemde partijen’.
Ik ben benieuwd hoe vaak daarop gestemd zou worden.
Het zou wel eens het begin kunnen zijn van een ECHTE verandering.