(Mijmeringen van James Grieves)
Stelt u zich voor:
Een man kocht een splinternieuwe middenklasser voor -pak weg- € 23.000. Natuurlijk besloot hij om zijn aanwinst te verzekeren. Helaas was er in het land waar de man woonde maar één verzekeringsmaatschappij, dus veel keuze had hij niet.
De maatschappij baseerde het bedrag dat hij aan premie moest betalen op de aard van de verzekering, de aanschafwaarde van de auto en het verwachte aantal kilometers per jaar.
Natuurlijk zorgde de eigenaar goed voor zijn eigendom en investeerde in onderhoud en in de aanschaf van enkele snufjes.
Intussen had de creatieve verzekeraar, die zelf door gebrek aan beleid en teveel geldverslindende en zinloze investeringen ernstig in de financiële problemen was gekomen en ergens geld vandaan moest zien te halen, een nieuwe methode bedacht om de premie te berekenen.
Daarbij gold niet langer de aanschafprijs als uitgangspunt, maar een combinatie van
a) de marktwaarde van de auto bij aankoop,
b) de marktwaarde van de auto na een jaar,
c) de ingeschatte waarde van de inmiddels aan de auto toegebrachte wijzigingen en onderhoudskosten en
d) de verwachte prijsstijging van auto’s in het komende jaar.
Het verklaarde overduidelijk dat, als gevolg van die berekening, de premie aanzienlijk was gestegen; niet welk aandeel elk van de genoemde ingrediënten daarin geleverd had.
Om te voorkomen dat er bij die berekeningen fouten werden gemaakt en er dus een hoge mate van ongelijkheid zou kunnen ontstaan tussen de verschillende premies van andere autobezitters, had de verzekeraar nog één extra stap ingebouwd. Uit alle auto’s die na de eerste berekening op ongeveer hetzelfde premiebedrag uitkwamen werden er steekproefsgewijs enkele ter vergelijking uitgelicht.
Zo kon het gebeuren dat de auto van de onfortuinlijke autobezitter werd vergeleken met een auto die bij aanschaf € 30.000 had gekost en met een die destijds € 40.000 waard was. Zoals een overgewaardeerde knol vergeleken wordt met citroenen. En, om alle perceptie van ongelijkheid uit te sluiten, kon ook het opgewaardeerde betreffende voertuig als vergelijkingsmateriaal worden toegevoegd . En, geloof het of niet, de methode bleek feilloos te werken. De waarde van alle geselecteerde voertuigen kwamen op nagenoeg hetzelfde premiebedrag uit. Tijd dus om de nieuwe polissen te versturen.
Deze procedure herhaalde zich jaar na jaar.
En met het stijgen van de leeftijd van de auto werd, steeg ook de premie en muteerde het inmiddels in de APK afgekeurde vehikel op papier naar een respectabele bolide.
Een onzin verhaal????
Vervang het woord “auto” eens door het woord “huis” en vervang het woord “verzekeraar” eens door “gemeentelijk belastingkantoor”.
Natuurlijk gaat de vergelijking hier en daar mank, maar toch: herkenbaar wat er WEL gebeurt?
Binnen het overkoepelende orgaan van de “verzekeraar” (een soort overheid, zeg maar) gaan nu stemmen op om de aldus kunstmatig opgestuwde (over)waarde van de “auto” als vermogen op te voeren en dus ook onder die noemer nog eens te gaan belasten in box 3.
Ik ben benieuwd welke politieke partij dit plan straks op zijn verkiezingsprogramma gaat zetten?